darrenvolkenWanneer we het terrein voorbehouden voor “gecontroleerde bevruchtingen” dan is de aanwezigheid van goed genetisch materiaal het uitgangspunt.

De darrenvolken, de bijenvolken die de mannetjesbijen leveren, zijn een belangrijk, maar dan ook zeer belangrijk werkinstrument. Een doordacht gekozen koppelpatroon en een streng selectieplan zijn het basismenu waar elke paringsstand  mee zal werken. 


Elke koppeling is gebaseerd op ervaring. Een degelijk plan opstellen houdt in dat een goede voorkennis van de "gevolgen" en "oorzaken" het uitgangspunt is. Zo   kan   met   meer  zekerheid   het verwachte resultaat  ingeschat worden. Bijen en kolonies zijn immers de resultaten van "koppelbare" vererving van darren en koninginnen. Deze koninginnen produceren werksters die bepaalde gedragingen uiten zoals, vitaliteit, gezondheid, zachtaardigheid, productiviteit e.a. 

Het blijft dus een belangrijke zorg om de erfelijke achtergrond van de “darrenvolken” en de “teeltvolken”  oordeelkundig uit te zoeken. Hiermee staat of valt de waarde en de kwaliteit van een bevruchtingsstand. Er moet daarbij een degelijk advies meegeleverd worden, zodat de imkers perfect weten welke koppelingen de meeste kans op behoorlijk succes hebben.

Jaarlijks worden er 15 tot maximaal 20 darrenvolken opgesteld, die de kwalitatieve bevruchtingsmogelijkheden moeten garanderen.

We mogen aannemen dat een goed ontwikkeld en een goed verzorgd volk ongeveer 1500 permanent vruchtbare darren beschikbaar heeft tijdens het paringsseizoen. Dit betekent dat er continu ongeveer 30.000 darren beschikbaar zijn voor eventuele paringen. Wanneer we weten dat er ongeveer 20 darren per koningin nodig zijn, dan heeft de paringsstand een permanente capaciteit voor de opstelling van 1500 koninginnen. Meer dan genoeg dus...
Je zou je dus kunnen afvragen of we hiermee niet overdrijven. De overdonderende aanwezigheid van vitale rondvliegende darren schept een klimaat waarin jonge bronstige koninginnen een luxe ervaren en dus niet genoodzaakt zijn om verre vluchten te ondernemen. Hierdoor is de kans tot “misparen” tot het minimum herleid. Alleen de weersomstandigheden en de kwaliteit van de jonge koninginnen die aangeboden worden kunnen anders oordelen… 

In de ganse regio trachten we een politiek te voeren van genetische bezetting. Hiermee wordt bedoeld dat de inwonende imkers of regio-imkers solidair meewerken aan de raszuiverheid van de streek. Dit is niet altijd even gemakkelijk want er lopen wel eens mensen rond met speciale hersenkronkels die er soms speciale ideeën op na houden. De regioimkers krijgen begeleiding en controle van de teeltleiders van de paringsstand wanneer ze er om vragen.

Alleen op deze wijze is een degelijk genetisch beheer mogelijk. Wanneer we hier falen, of zeg maar wanneer er imkers dwars liggen, betekent dit een groot gevaar voor de paringsstand.

De plaatselijke overheid ondersteunt de bescherming maar het niet in haar regelgeving opgenomen.

Tweejaarlijks wordt er van afstamming gewisseld. Dit maakt het mogelijk een goed afstammingsbeheer te voeren. We moeten er immers voor zorgen dat de genetische diversiteit in stand blijft.